Pelgrims Rest

De geschiedenis van het Pilgrims Rest goud gebied, in de Mpumalanga provincie, dateert van lang vervlogen tijden toen onbekende mijnwerkers de kwartsriffen bewerkten op zoek naar goud. Het bewijs van hun opgravingen kan nog steeds teruggevonden worden in het noorden en oosten van Zuid-Afrika alsook Zimbabwe. Een aantal van onbeduidende hoeveelheden goudafzettingen werden ontdekt in de noordelijke delen van Zuid-Afrika tussen 1840 en 1870.

De eerste goudkoorts in Zuid-Afrika vond plaats in 1873 toen goud werd ontdekt op de Geelhoutboom boerderij, vlak bij Sabie op de Mpumalanga vlakte . President Burgers, die een bezoek aan de site bracht, gaf het kamp de naam "MacMac" en verklaarde het gebied de New Caledonia Gold Fields. Eén van de MacMac gouddelvers, Alec Patterson, alias "kruiwagen" verliet het gebied en ging in de directe omgeving op zoek naar meer geluk. Patterson vond rijke goud-deposito's in de Pilgrim's Creek omgeving. Hij was in staat de vondst voor een korte tijd geheim te houden tot een tweede goudzoeker, William Trafford, eveneens goud vond in dezelfde omgeving.
Nieuws van een rijke vondst leidde tot de eerste grote goudkoorts in Zuid-Afrika. Pilgrim's Rest werd erkend als goudveld op 22 september 1873. De toenmalige goudcommissaris verplaatste zijn kantoor naar Pilgrim's Rest en tegen het einde van 1873 waren er ongeveer 1.500 delvers aan het werk en lieper er 4.000 aanvragen in en rond Pilgrim's Rest. De vallei was rijk aan goud met onder andere ook vondsten in Hunger Gully, Peach Tree Creek, Brown's Hill, Poverty Creek, Golden Point en Breakneck Gully.
Tijdens de eerste tien jaar concentreerde de mijnbouw-activiteiten zich hoofdzakelijk op het vinden van alluvial goud. Goud werd teruggevonden in beekjes en aan de oevers van de rivieren door middel van sluiskasten en wiegen. Naar schatting werd voor 2 miljoen rand aan goud gewonnen in de eerste zeven jaar van de mijnbouw in de Pilgrim's Rest vallei.
Pilgrim's Rest werd het sociale en commerciële centrum van de opgravingen, bestaande uit de boven-, midden- en benedenkampen. Rond 1896 werd een groot aantal van de tenten vervangen door meer permanente gebouwen. De omvang de goudvelden in Pilgrim's Rest kon niet vergeleken worden met die van Australië of Californië, maar het heeft op korte tijd toch wel voor heel wat opwinding gezorgd in Zuid-Afrika.
Na de Eerste Onafhankelijkheidsoorlog (1880-1881) besloot de regering van Zuid-Afrika een beleid door te voeren dat toekenning van concessies gaf aan particulieren en bedrijven in een poging de industrie te stimuleren. In 1881 verkreeg David Benjamin, een Londense financierder, de mijnbouw rechten op Pilgrim's Rest en de omgeving. Benjamin compenseerde de resterende delvers en vervolgens startte hij met de vorming van de Transvaal Gold Exploration Company. In 1895 is dit bedrijf, tesamen met andere kleinere bedrijven, samengesmolten tot de Transvaal Gold Mining Estates (TGME).

De geschiedenis van de Transvaal Gold Mining Estates en Pilgrim's Rest zijn onlosmakend verbonden. Beide deelde de voor- en tegenspoed die de mijnindustrie met zich meebracht. Een gemiddelde van 3.000.000 ton erts werd per jaar gewonnen in de periode 1930 tot 1950. In de jaren vijftig van de 20ste eeuw werd het ontginnen van erts heel wat minder en was er nog slechts een productie van 50.000 ton per jaar. In tijden van welvaart waren er tot 16 algemene handelaars in het dorp. Er waren echter ook moeilijke tijden toen de mijnbouwonderneming had te maken met sub-kwaliteit erts, onstabiele grond, een schaarste aan arbeidskrachten en de periodieke overstromingen. In 1972 stopte de Beta mijnoperaties als de laatste operationele mijn in Pilgrim's Rest.
Het dorp overleefde echter en werd tot een nationaal monument en een levend museum omgetoverd waar nu nog jaarlijks duizenden toeristen naar toe komen. Vandaag de dag telt het dorp niet minder dan 75 historische gebouwen die al dan niet rechtstreeks met de geschiedenis van het gouddelven verbonden zijn. Het dorp ligt op 35 kilomter ten noorden van Sabie. Tickets zijn verkrijgbaar bij het informatiecentrum en hiermee krijgt u meteen toegang tot alle gebouwen.
Zeker een bezoek waard is het Alanglade huis, dit statige landhuis werd bewoond door verschillende generaties goudmijneigenaren uit de toenmalige Transvaal. Heden ten dage is het een museum dat in Edwardiaanse stijl werd opgetrokken.

terug inhoud